Padden (dier)

– boze mensen om je heen
– een slechte naam hebben
– doden: overwinning op een tegenstander

Pad (weg)

– breed: verleiding
– smal: loon naar werken

Pachten

– nemen: afhankelijkheid
– verpachten: overheersing op anderen

Paasei

– een fijne eerste ontmoeting

Paardrijden

– hou je driften onder controle
– op hol geslagen: ongecontroleerd levensdrift
– ongehoorzaam of schichtig: neurotische aandoening

Paard

– moederlijke geborgenheid
– levenskracht
– geluk en winst
– rijden op: succes in / met ondernemingen
– zien beslaan: trouwe vrienden
– van afvallen: wees voorzichtig in die hartstochtelijke relatie
– bruin of wit: verdriet
– zwart: aanwezig zijn bij een droevige plechtigheid
– rijden op een zwart paard: iemand wil je iets laten verliezen
– zien springen: verlies door woede
– hengst: mannelijke levenskracht
– merrie: symbool voor de moeder

Paal

– geef niet op en ga door waar je mee bezig bent